De strijd van E. tegen haar eetstoornis
De wereld ligt weer aan haar voeten. De muur die ze vakkundig om zich heen had gebouwd, heeft ze met net zo veel wilskracht weer afgebroken. E. heeft zich bevrijd uit het web van leugens waarin ze verstrikt zat. “Ik voel me vrij. Ik vind het nu bijvoorbeeld juist leuk om mensen te ontmoeten en open te zijn.” En dat terwijl de 23-jarige E. drie jaar geleden nog hyperventilerend in het vliegtuig zat, door een chaos van opgekropte emoties. Lees hoe E. op haar 14e een eetstoornis kreeg en met succes werkt aan haar herstel.
In de eerste jaren van het VWO ontwikkelde E. een eetstoornis. Achteraf gezien. Toen zag ze dat niet zo. “Ik lette gewoon een beetje op. Mijn lichaam veranderde als puber. Ik voelde mij altijd al dat dikke meisje. Dus ik dacht: als ik dat nu oplos, dan is alles goed.” Een scheef zelfbeeld, iets wat ze nu ook inziet als ze naar haar kinderfoto’s kijkt. “Ik was helemaal geen dik meisje, dat zat tussen mijn oren.”
De eetstoornis gaf haar zelfvertrouwen, tot de psychische sluipmoordenaar haar steeds verder uitputte
E. zit inmiddels in de laatste fase van haar therapie. Met schematherapie pakt ze de kern aan, om haar eetstoornis voor eens en altijd te verslaan. Dat geeft een hoop opheldering. “Mijn broertje is overleden bij zijn geboorte. Ik was toen 4 jaar. Mijn ouders waren intens verdrietig. Daar heb ik onbewust op gereageerd als 4-jarig meisje, door mezelf weg te cijferen: als papa en mama maar geen last van mij hebben, ze hebben al genoeg verdriet.” En zo maakte de kleine E. zich altijd onzichtbaar. “Ik was een heel makkelijk kind. Ook als puber hadden mijn ouders nul last van me.” De eetstoornis maakte dat ze nóg minder ruimte innam. “Letterlijk, omdat ik steeds dunner werd. En figuurlijk, omdat je minder voelt als je weinig eet. Je bent er eigenlijk maar half bij.”
E. was goed in afvallen. Ze cijferde zich weg. De eetstoornis gaf haar zelfvertrouwen en energie, tot de psychische sluipmoordenaar haar steeds verder uitputte. “Ik leefde in twee werelden. Ik liet de buitenwereld geloven dat het supergoed met me ging. De eetstoornis gaf me kracht. Tot een bepaald moment.” Dat moment was in 4 VWO. “Ik kon niet meer. Ik was opgebrand.” E. ging van 4 VWO naar 4 HAVO. “Dat voelde als falen. Ik ontwikkelde faalangst. Ik moest alleen maar hoge cijfers halen van mezelf, ik deed immers hetzelfde jaar op een niveau lager.”
“Het contact met mijn ouders werd steeds slechter”
Haar ouders kregen ondertussen steeds beter in de smiezen wat er met E. aan de hand was. Vooral haar moeder, die in de gezondheidszorg werkt, zag haar dochter steeds verder afglijden. Maar ze kreeg nauwelijks grip op haar. “Ik werd steeds sluwer, om mijn ouders te laten geloven dat het wel goed met mij ging. Ik legde bijvoorbeeld kruimels op mijn bord, zodat ze dachten dat ik al gegeten had. Zo had ik nog veel meer trucjes.” Maar haar moeder hield vol. Ze zag E. steeds dunner worden en geïsoleerder raken. “Ons contact werd steeds slechter. Ik vertelde niets meer. Ze mochten niet weten wat ik deed. En ik was altijd heel snel geïrriteerd, waardoor mijn ouders natuurlijk ook steeds minder durfden te vragen.”
Bezoekjes aan de huisarts en psycholoog hadden geen nut. “Ik manipuleerde de huisarts en psycholoog. Ik liet ze alleen het puntje van mijn tong zien. Net genoeg zodat ze dachten dat het probleem hadden opgelost, maar lang niet alles, zodat de eetstoornis mijn geheim bleef.” Iets waar ze achteraf niet trots op is, evenals het voorliegen van haar ouders. “Dat is wat een eetstoornis met je doet. Mijn ouders zien dat gelukkig ook. Ze zeggen altijd dat ze precies zien wanneer ik mezelf ben en wanneer de eetstoornis de macht heeft.”
Toen E. ontdekte dat de sessies bij de psycholoog niet vergoed werden door de ziektekostenverzekering, maar haar ouders dit zelf betaalden, stopte ze per direct met de boodschap dat het wel weer goed met haar ging. “Daar kwam het schuldgevoel weer. Ik voelde me een last. Dat wilde ik niet.” En dus acteerde ze vrolijk verder dat ze er nu écht helemaal vanaf was. “Ik at mee op gezamenlijke momenten om de schijn op te houden en gooide het er later weer uit.”
“Ik was kampioen in het volplannen van mijn agenda”
Die show hield ze een paar jaar vol. De streberige E. haalde haar diploma en ging studeren. Daarnaast sportte ze iedere dag en danste ze fanatiek. “Ik was kampioen in het volplannen van mijn agenda.” Toen ze als voorzitter van een vereniging een dansshow met vier uitvoeringen op één dag moest organiseren, stortte ze volledig in. “Er was iets mis met een lichtknopje van een voorstelling. Iets heel onbenulligs. Ik was zó gestrest, dat was de druppel. Ik barstte in tranen uit.” Twee dagen later ging ze op vakantie. Even ontspannen, dacht ze. Helaas, het ging flink mis.
Haar verwaarloosde eetstoornis uitte zich in een paniekaanval. “Ik ging op vakantie met een vriendin. Toen ik in het vliegtuig zat, niets om handen had en bedacht dat ik de komende week niets hoefde, brak de paniek los.” E. was doodsbang voor de ontspanning, want hoe doe je dat: touwtjes laten vieren? Ze wist zich er geen raad mee. Toch kwam ze de vakantie goed door. “Door mijn vriendin die mee was. We hebben superveel gepraat.” Eenmaal thuis kwam de paniek opnieuw terug. “Ik was alleen thuis, mijn ouders waren twee weken op vakantie. Ik isoleerde mezelf en durfde op een gegeven moment zelfs de deur niet meer uit. De paniek werd erger en erger, maar ik wilde mijn ouders niet ongerust maken.”
Haar ouders schrokken zich kapot toen ze thuiskwamen en hun 19-jarige dochter bevend van paniek aantroffen. Er moest nu écht iets gebeuren. Dit kon zo niet langer. Zo belandde E. bij een psycholoog in Rotterdam. “De ritten ernaartoe, 20 minuten heen en terug, werkte wel therapeutisch om weer de straat op te gaan, maar de gesprekken niet.” Dus meldde ze zich bij een instelling aan voor een behandeling van haar angststoornis. Deze instelling wilde pas met haar aan de slag als ze eerst haar eetstoornis zou aanpakken.
“Ik dacht: wat doe ik hier, tussen al die skeletjes?”
Oké dan. Daar ging ze, op naar de volgende instelling. Dit keer gespecialiseerd in eetstoornissen. E. kreeg de diagnose ‘Andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis’, ook wel eetstoornis NAO (Niet Anderszins Omschreven). Afgewisseld met anorexia. Wat betekent dat ze alle symptomen had van anorexia, maar haar gewicht schommelde tussen een gezond gewicht en ondergewicht. “Ik voelde mij eerst totaal niet op mijn op plek. Wat doe ik hier, tussen al die skeletjes, zo zie ik er toch helemaal niet uit? Ik voelde mij wederom te veel. Ik hoorde hier niet, vond ik.” E. schaamde zich, naar de anderen in de groep, maar ook naar haar ouders. Ze was bijna 20 jaar en geen kind meer, maar voelde zich wel zo. “Dit was een behandeling waar het hele gezin bij betrokken wordt. Mijn ouders waren dus ineens weer bij alles betrokken, terwijl ik daarvoor heel zelfstandig was. En dat moest ook, want ik sloop ’s nachts bijvoorbeeld de deur uit om rondjes te rennen. Dus ze moesten overal bovenop zitten, maar dat werkte vaak averechts. Ik lag op een gegeven moment alleen nog maar hele dagen op mijn bed in het donker.”
“Bezoekjes aan het Leontienhuis gaven rust en structuur”
Om haar ouders ook wat tijd voor zichzelf te gunnen, bezocht ze het Leontienhuis. “Ik ging er in eerste instantie niet heen omdat ik dat graag wilde, maar om mijn ouders een vrije dag van mij te geven.” Maar al snel vond ze haar plek in het Leontienhuis. “Ik voelde me veilig en op mijn gemak. Er waren hier meiden net als ik, die ook niet per se graatmager zijn, maar wel last hebben van een eetstoornis. Dat was een opluchting zeg.” E. kwam op een gegeven moment bijna dagelijks in het Leontienhuis. “Behalve dat ik mij op m’n gemak voelde, gaf het ook structuur aan mijn dag.”
Ondertussen kwam ze geen stap verder met haar behandeling. Hoe nu verder? “Mijn ouders hebben op een gegeven moment gezegd: wij kunnen dit niet langer, kies maar, wil je beter worden of niet.” Dat was de schop onder haar kont die E. nodig had. “Toen kwam de motivatie pas écht uit mezelf. Ik wilde beter worden, maar ik wist ook dat ik het dit keer zelf moest doen.” Dus besloot ze om voor het intensieve traject te gaan dat de behandelaren haar al meerdere keren hadden aangeraden én ze ging tegelijkertijd op zichzelf wonen. “Ik wist dat het erop of eronder zou zijn, maar dit moest gebeuren.” E. ging vijf dagen in de week naar de kliniek en was in het weekend thuis, in haar eigen huis. Het werkte. Voor het eerst stond E. écht open voor een behandeling. Maandenlang werkte ze keihard aan haar herstel. Ze zette haar kracht en doorzettingsvermogen nu positief in, om te vechten tegen de eetstoornis. Ruim een jaar geleden zwaaide ze de kliniek succesvol vaarwel.
“Ik stop het niet meer weg, maar ik praat erover”
En nu? De 23-jarige E. geniet weer van het leven. “Ik heb geen geheimen meer. Mijn eetstoornis heeft altijd zo ongelooflijk veel energie weggenomen. Nu dat weg is, zie ik ineens dat er zo veel mogelijk is.” E. kan de wereld weer aan, al is ze nog wel alert. “Het is allemaal nog pril. Ik ben nog wel voorzichtig en heb soms nog wel eetstoornisgedachten, maar ik weet nu hoe ik daarmee om moet gaan.” Hoe dan? “Door erover te praten en het niet weg te stoppen.” Om voor eens en altijd korte metten te maken met haar eetstoornis, volgt E. op dit moment schematherapie. “Daarmee pakken we de oorzaak aan. Dat is best zwaar en heftig, maar ik kan het aan. Ik wil helemaal herstellen en daar is dit voor nodig.”
“Ongelooflijk dankbaar”
Sinds een paar maanden heeft E. een vriend. Iets waar ze eerder nooit voor open stond. Ze heeft hem verteld over de moeilijke periode die ze achter de rug heeft. “Ook als ik het nu soms even moeilijk heb, deel ik dat met hem. Hij snapt het niet altijd, maar hij probeert het te begrijpen en is er voor me.” Ook heeft E. veel aan haar vriendinnen. “Die hebben me nooit in de steek gelaten. Ook al was ik soms onmogelijk. Ik ben mijn vriendinnen en ouders ongelooflijk dankbaar.”